Werkvolk
Waterstaatsopzichter A.J.H. Bauer vermeldde in zijn ooggetuigenverslag twee dodelijke slachtoffers aan Nederlandse zijde: “Van het bij ons aanwezige werkvolk, ruim 160 personen, verdronken slechts twee polderwerkers, welke den volgende morgen op het terrein gevonden werden; de een, zegt men, was beschonken, de andere ziek en in de keeten achtergebleven.”
Polderwerkers of polderjongens werden meestal in groepen van 12 tot 20 man ingehuurd bij dit soort werkzaamheden. Hun voornaamste taak was grond verplaatsen met kruiwagen en schop. Een zwaar en onzeker bestaan, waarbij vaak grote saamhorigheid ontstond binnen de groep.
Identiteit
Via de website allegroningers.nl hebben wij de identiteit van één van de omgekomen polderwerkers achterhaald. Op 3 februari 1877 deden de veldwachters Poppo ten Have en Harm Jan Bazuin aangifte bij de toenmalige gemeente Beerta van de dood van twee polderwerkers: één onder de aanduiding ‘vermoedelijk de Heier’, de ander met de naam Andries de Rijk. Over ‘de Heier’ zijn vooralsnog geen bijpassende persoonsgegevens vindbaar. Achter de naam Andries de Rijk gaat een samengesteld gezin schuil.
Speurwerk via allegroningers.nl en andere online genealogische databases levert een completer beeld op van zijn persoonlijke achtergrond.
De 53-jarige Andries, geboren te Boschkapelle in Zeeuws-Vlaanderen, woonde in Farmsum. Hij trouwde daar op 1 augustus 1873 met de 36-jarige Elizabetha van Doorn. Op 19 december 1874 werd hun dochtertje Anna Petronella geboren.
De dood van Andries moet de zoveelste klap voor Elizabetha zijn geweest (wier naam in de bevolkingsregisters ook voorkomt als Elisabetha en Van Dooren). In 1869 overleed haar eerste echtgenoot, ijzersmid Johannes Olling, op 38-jarige leeftijd, in 1866 hun driejarige dochtertje Susanna en in 1870 hun vijfjarige dochtertje Anna Elisabetha. Na de dood van Andries verliest ze in 1880 ook nog haar 13-jarige zoon Johannes.
Elizabetha overleed in 1905 op 67-jarige leeftijd. Gelukkig heeft ze nog wel haar zoon, houtzager Bernardus Olling, in 1893 zien trouwen in Delfzijl en gaf ze in 1899 te Oldenzaal de zegen aan het huwelijk van dochter Anna Petronella, dienstmeid, met de 39-jarige schoenmaker Heinrich Koch.
Putbaas
Het werk van de ‘polderjongens’ werd niet alleen door mannen gedaan, maar ook door vrouwen. Vrouwen ontvingen een lager loon, omdat zij minder productief werden geacht: mannen ontvingen 40 cent per dag, vrouwen 25 cent. Polderwerkers werden meestal ingeschakeld en uitbetaald via een aannemer of ‘putbaas’. De uitbetaling vond vaak in de kroeg plaats, met regelmatig drankmisbruik als gevolg. (bron: Twee eeuwen Rijkswaterstaat 1798-1998, A. Bosch en W. van der Ham, 1998)