Bijna 80 jaar geleden werd er voor het laatst in geschreven: het poesiealbum van het Joodse meisje Jetta Slager uit Winschoten. Het is van kaft tot kaft gevuld met gedichtjes. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gaf Jetta het in bewaring. Onlangs is het poesiealbum overgedragen aan de Stichting Folkingestraat Synagoge in Groningen. Zo begon de zoektocht naar het veel te korte levensverhaal van Jetta Slager.
Joodse Winschoters
Henriëtte Frederika (Jetta) Slager zag op 11 april 1925 het levenslicht in Winschoten, als dochter van Bernard Slager en Louize Frederika Willemina (Wiesje) Bargeboer. Zowel de familie Slager als de familie Bargeboer vormden grote Joodse families in Winschoten en omgeving. Veel leden van de familie Slager deden hun naam eer aan, en waren werkzaam in het slagersvak. De broer van Bernard, Markus Slager, had aan de Engelstilstraat een slagerij. Bernard daarentegen, vervulde in zijn werkzame leven diverse beroepen. In 1927 werd dochter Frederika Naatje (Rika) geboren.
Rond 1935 verhuisde het gezin van de D.U. Stikkerlaan (toen nog Omsnijdingskanaal geheten) naar de Liefkensstraat 45. Dit was van oudsher het Joodse armenhuis van de stad. De familie Slager deelde de woning met de ongehuwde Engelina Bollegraaf. Jetta ging eind jaren ’30 naar de Ulo in Winschoten. “Ze kon erg goed leren!”, vertelt Annie van Calker. Annie kwam als schoolvriendin wel eens bij de familie Slager. “Het was een arm gezin, ze hadden het echt niet breed.”
Het poesiealbum
Vanaf 1938 liet Jetta Slager haar poesiealbum actief rond gaan. Ze was toen 13 jaar oud. Toch heeft ze het album al veel eerder gekregen. Waarschijnlijk zijn het haar tante Martha (jongere zus van haar moeder) en oom Henk die het album hebben gegeven. Dit echtpaar schreef in 1932 als allereerste in het album. Opa en oma Bargeboer waren in 1938 al verhuisd van Winschoten naar Rotterdam, dus toen zij bezocht werden, schreven de grootouders natuurlijk in het poesiealbum. Hier woonde ook het gezin van oom Moritz Bargeboer. Zijn zoon Richard was even oud als Jetta en ook hij schreef in het poesiealbum. Naast deze familieleden schreven ook een aantal leeftijdsgenootjes uit Winschoten in deze tijd in het album.
Ook neef Bram, zoon van tante Martha Bargeboer schreef tijdens een familiebezoek in Rotterdam in het poesiealbum. Hij was in 1927 met zijn ouders vanuit Winschoten verhuisd. “Jetta is nog een keer bij ons in de vakantie wezen logeren”, vertelt Bram. “Ik weet nog dat we afspraken dat haar zusje dan volgend jaar bij ons mocht komen. Rika kan ik me nog herinneren, ze wilde danseres worden!” Het liep geheel anders. In 1940 brak de oorlog uit, waardoor er van de logeerpartij niets meer terecht kwam.
Joodse Ulo
Vanaf 1941 tekent de oorlog zich ook af in het poesiealbum. Vanaf september 1941 mocht Jetta als Joods meisje niet meer naar de gewone Ulo. Joodse kinderen moesten apart onderwijs volgen. Dus moest Jetta naar Groningen, naar de Joodse Ulo aan de Prinsenstraat. Hier ontmoette ze Joodse leeftijdsgenoten, afkomstig uit de hele provincie. Hier liet ze het poesiealbum ook rond gaan. Tussen september 1941 en april 1942 schreven bijna dertig scholieren in het album. De gedichtjes werden versierd met glitter-plakplaatjes, het bekende ‘ver-geet-mij-niet’ in de vier hoeken van het album en sommige scholieren tekenden davidssterretjes bij hun gedicht. In deze periode volgden de anti-joodse maatregelen zich in snel tempo op. Vader Bernard maakte dit niet meer mee. Hij overleed op 21 oktober 1941. “We noemden dat nicotine-vergiftiging, ik denk dus dat het longkanker was”, zo herinnert neef Bram zich het overlijdensbericht van zijn oom Bernard. “Tante Wiesje werkte toen als naaister, om nog wat te verdienen.”
Deportatie
In de zomer van 1942 begonnen de deportaties. Eerst werden de jonge mannen opgeroepen om te gaan werken. In het najaar moesten hun gezinnen zich ook melden in het doorgangskamp Westerbork. “Rika Slager lag toen in het voorhuis met tuberculose”, vertelt Annie van Calker. “Nu ja, wij wisten dat het geen echte tuberculose was. Ze probeerden zo een oproep te voorkomen.” De familie Prak, woonachtig aan de Engelsestraat, had op dat moment nog contact met meerdere Joodse families in Winschoten. Dochter Alie Prak was even oud als Jetta. Zo kwam het, dat Jetta op een gegeven moment het poesiealbum aan haar in bewaring gaf. Uiteraard met de bedoeling het weer op te halen, wanneer de situatie genormaliseerd was.
Begin maart 1943 werden Jetta, haar moeder en zusje uit Winschoten opgehaald en naar Westerbork gedeporteerd. “Toen ik kort daarop door de Liefkensstraat liep, was het huis van Jetta dichtgetimmerd. Nooit heb ik nog iets van Jetta gehoord”, vertelt Annie. Het laatste levensteken van Jetta Slager is een kaart die ze op 9 maart 1943 stuurde vanuit Westerbork naar een kennis in Musselkanaal. Een adreswijzigingskaart. Vanaf dat moment was haar adres ‘Barak 69, Lager Westerbork’. Het verblijf was van korte duur. Al op 17 maart 1943 stonden Jetta, haar zusje en moeder op de transportlijst. Van de 964 mensen in dit transport, overleefde slechts 1 persoon. Op 20 maart 1943 werden Jetta, Rika en hun moeder vermoord in Sobibór.
Vergeet mij niet
De oorlog liet diepe sporen na in Winschoten. De ooit zo grote Joodse gemeenschap bestond na de oorlog uit slechts enkele gezinnen. De gemengd gehuwde Martha Bargeboer, de tante van Jetta, verloor in de oorlog het contact met haar familie in Rotterdam en Winschoten. “Na de oorlog werd er weinig gesproken over de vermoorde familieleden, niemand vroeg naar hen”, vertelt zoon Bram. Hij schreef 83 jaar geleden in het poesiealbum van zijn nichtje en is waarschijnlijk de laatste nog in leven zijnde schrijver van het album.
Alie Prak koesterde het poesiealbum van Jetta, ook toen ze kort na de oorlog verhuisde naar Apeldoorn. Toen ze op het laatst van haar leven in een hospice woonde, sprak ze met haar zoon Ewald over wat er met het poesiealbum zou moeten gebeuren. Na het overlijden van Alie in 2020 nam zoon Ewald contact op met de Stichting Folkingestraat Synagoge in Groningen. Op 21 januari 2021 volgde de overdracht. Nu wordt het poesiealbum bewaard en tentoongesteld in de museale presentatie in de Folkingestraat Synagoge in Groningen. Zodat de veel te korte levensverhalen van Jetta en de bijna 30 andere Joodse kinderen die hier met haar naar school gingen, niet vergeten worden.
Auteur: Geert Volders, directeur Synagoge Groningen
Met dank aan: Guido Abuys (conservator Herinneringscentrum Kamp Westerbork), Bram Boom, Annie van Calker, Ewald Davelaar en Inge Dekker (directeur Cultuurhistorisch Centrum Oldambt).
Eerder gepubliceerd in De Oldambtster van april 2021.