Het Cultuurhistorisch Centrum Oldambt ontving in 2020 de foto’s van een achterkleinzoon van August Johan Herman Bauer (1838–1912). Bauer was van 1866 tot 1894 ‘opzigter van den waterstaat’ in het district Winschoten. De foto’s uit 1875 en 1876 tonen de aanleg van de zeesluizen van Nieuwe Statenzijl.
Pronkstuk of trauma?
De afdrukken van dit soort ‘reuzenwerken’ waren destijds alleen bedoeld voor de direct betrokken instanties en personen. Waarschijnlijk hing deze serie jarenlang als een soort ‘mini-film’ – bewegend beeld kwam pas rond 1890 – op Bauers werkkamer. Als getuige van één van zijn meesterwerken.
Of bekeek hij de foto’s door heel andere ogen? Wij ontdekten in het digitaal doorzoekbare archief Delpher een huiveringwekkend ooggetuigenverslag van Bauer. In de nacht van maandag 30 op dinsdag 31 januari 1877, een half jaar na het maken van de laatste foto, werd de Noordzeekust geteisterd door een stormvloed. Bauer zat er met zijn team van meer dan 160 mensen middenin. Op 18 februari schreef hij over die noodlottige avond een verslag aan het hoofdkantoor, ondertekenend met de woorden “ooggetuige van het onheil”. Een verslag dat leest als het scenario van een rampenfilm.
Ooggetuige van het onheil
“Het was ruim half 11 ure toen het gerucht kwam dat de zeedijk van het in 1874 ingedijkte tweede gedeelte van den Reiderwolderpolder was doorgebroken en deze polder reeds volliep, zoodat eventueel vlugten langs dien dijk voor ons nu onmogelijk geworden was. Intusschen sloegen de golven op enkele plaatsen reeds over den dijk; het werkvolk verliet ons… Wij waren voornemens op den zolder van de directiekeet een schuilplaats te zoeken: ook had ik eenige vrouwen en kinderen van polderwerkers reeds toestemming gegeven daar te komen (een dezer vrouwen was den nacht bevorens bevallen). Alle archiefstukken, teekeningen enz. waren door mij en den buitengewoon opzigter Holwerda reeds daar gebracht.”
Peilschaalhuisje
Al snel blijkt dat de directiekeet niet hoog genoeg staat en moet men verkassen. “Zoveel mogelijk waarschuwden de opzigter Holwerda en ik ieder nog op het terrein aanwezig persoon om zich op de sluismuren te redden; het volk verweet mij dat ik hen te lang aan het werk en daardoor opgehouden had, daar nu toch alles onderliep. … Het was een levensgevaarlijke onderneming om vrouwen en kinderen tegen de trappen der sluismuren op en over het rolbrugje in het peilschaalhuisje te brengen; hulp toch was van niemand meer te verwachten, ieder dacht aan zichzelf. Gelukkig kwamen allen in dat huisje en ten laatste kwam ook ik daar met den buitengewoon opzigter Holwerda, de beide onderbazen des aannemers, waarvan een met vrouw, de sluiswachter, enz. Te zamen ruim 40 zielen, waaronder 7 vrouwen en 5 kinderen. Weldra waren ook alle keeten van het werkvolk en de loodsen aan de oostzijde van de sluis staande benevens de aannemerskeet uit elkaar geslagen en weggedreven. Men hoorde om hulp roepen doch er was geen mogelijkheid die te brengen.”
Wanhoop
Zou dat peilschaalhuisje veilig genoeg zijn voor de zijnen? “Geregeld sloeg het water bij iedere aankomende golf een halve meter hoog over de sluismuren – dus ongeveer tot 6.50 M + A.P.- tegen en over het peilschaalhuisje, zoodat men onophoudelijk bevreesd was dat het gebouwtje zou bezwijken. Eenmaal zelfs waren 23 personen al dringende het huisje, hebbende eene oppervlakte van 5M2, binnengekomen; door angst en wanhoop gedreven luisterden de aanwezigen niet meer naar hetgeen gezegd werd en was onze toestand allerakeligst.”
Het tij keert
Rond drie uur ‘s nachts keert het tij en begint het water te zakken: “Bij het aanbreken van den dag op 31 Januarij zag men dat we als ’t ware op een eiland waren, dat de dijk op vele plaatsen was weggeslagen en dat aan de westzijde van de sluis, ten gevolge van dijkbreuk, een kanaal was ontstaan waardoor, even als door de sluis, het nu afloopende water wegstroomde.”
Later die ochtend weet schipper De Boer uit Petgum (Oost-Friesland) de mensen met een klein tjalkschip in veiligheid te brengen: “De heer J.H. Ebels, landgebruiker te Stadspolder, was het die allen welke zich aanmelden, opnam en zelfs verscheiden polderjongens met hunne gezinnen, omstreeks 40 personen, waaronder zieken, vele dagen voedsel en ligging verschafte.”
Schade
Opvallend genoeg rept Bauer eerst over het verlies aan goederen en dan pas over mensenlevens. Vooral het verlies van archiefstukken en tekeningen houdt hem bezig. Nog diezelfde middag snelt Bauer naar ‘Pruisische’ (Duitse) zijde: “Al spoedig bleek het mij echter dat hier op verregaande wijze geroofd was en werd. Al het meubilair, al het houtwerk van huis en keeten, de stoombaggermachine, modderbakken, pramen, enz lagen verward en meest stukgeslagen door elkaar.”
Slachtoffers
Het aantal doden valt Bauer mee: “Van het bij ons aanwezige werkvolk, ruim 160 personen, verdronken slechts twee polderwerkers, welke den volgende morgen op het terrein gevonden werden; de een, zegt men, was beschonken, de andere ziek en in de keeten achtergebleven. Aan den Heinitzpolderdijk waren van het Pruisische volk 29 lijken gevonden.”
In 1906 verschijnt een versie van de ramp in het boekwerkje ‘Stormvloeden’ van uitgever Jan Bakker (Drieborg, 1862). In deze lezing blijkt het dodenaantal opgelopen tot 37: “Toen het volk op onderzoek uit ging, werden aan Duitsche zijde niet minder dan 35 lijken gevonden van mannen, vrouwen en kinderen. Vrouwen hadden hunne kinderen nog in de armen gekneld; de vloed had hen overrompeld en meegesleurd. Vreeselijk schouwspel. Zeven-en-twintig lijken werden op een dag in een groote groeve op het kerkhof te Ditzumerverlaat begraven en 8 op den volgenden dag, terwijl twee van Hollandsche zijde aangespoeld naar N.-Beerta in het lijkenhuisje werden gebracht en daar werden begraven.”
Wieg met slapend kind
Gek genoeg blijkt er in de lezing van Bakker toch nog een klein wonder geschied: “Onder al het huisraad was bij het Duitsche grenskantoor, tegenover de Oude Statenzijl, eene wieg komen aandrijven waarin een slapend kind; de wieg gebalanceerd door een hond, die op de kap stond, waardoor het kind bleef behouden.” Was dit de baby van de poldervrouw die de nacht voor de stormvloed bevallen was? Of was het verhaal een mooie toevoeging om de verkoop van Bakkers boekwerkje te bevorderen?
Twee tonnen gouds
De sluis in aanbouw had zware schade geleden. Pas in 1907 was het complex klaar. Uitgever Bakker: “Deze vreeselijke overstrooming die hier 37 menschen het leven kostte, heeft aan herstelling de stad Groningen en de Hollandsche en Duitsche Regeering meer dan 2 tonnen gouds gekost.” Ongetwijfeld zal opzichter Bauer de ervaringen in die noodlottige winternacht hebben meegenomen in zijn verdere werk voor het ‘watermanagement’ in Oost-Groningen. Ruim een eeuw later, vanaf 1988, werd het complex geheel vernieuwd en aangepast aan de eisen van de tijd, zodat we in Oost-Groningen droge voeten houden. Voor welke problemen zal het water ons in de toekomst nog stellen?
De dodelijke slachtoffers
Wij speurden via de online database allegroningers.nl naar de identiteit van de twee omgekomen polderwerkers. Zowaar ontdekten wij een familie achter het zinnetje “slechts twee polderwerkers”. Lees meer.
Helpen bij verder onderzoek?
Via de familie Bauer verwachten wij meer foto’s die vertellen over Bauer en zijn medewerkers. Het verhaal in dit Digitaal Museum wordt daarmee aangevuld. Wil je ons helpen bij dit (deels online) onderzoek? Neem dan contact op via de contactpagina.
Reuzenarbeid
In juni 2021 verscheen het boek Reuzenarbeid, de bouw van het moderne Nederland in beeld 1861-1918 van sociaal-geograaf en publicist Willem van der Ham. Dit boek bevat veel indrukwekkende, vaak haarscherpe foto’s van publieke werken in Nederland. Sluizen, kanalen en spoorwegbruggen, deels alweer uit ons landschap verdwenen, getuigen van een enorme vooruitgang. Het boek is een ode aan de eerste Nederlandse landschapsfotografie en de gigantische bouwprojecten uit die tijd. Een aanrader voor liefhebbers van fotografie en de geschiedenis van infrastructurele werken.
De landschapsfotografen waren opvallend vaak van Duitse afkomst. In Nieuwe Statenzijl werd de sluizenbouw onder meer vastgelegd door twee uit Duitsland afkomstige fotografen, C.A.L. Reinhardt (Winschoten) en Fr. Justus von Kolkow (Groningen), en later door Tonnis Post (Winschoten). Het boek Reuzenarbeid bevat onder meer de in ons digitaal museum opgenomen foto van de dag na de stormvloed.
Samen met onder meer Willem van het Ham bekijkt het Cultuurhistorisch Centrum Oldambt of we in het kader van Reuzenarbeid het verhaal over Nieuwe Statenzijl onder meer een plek kunnen geven in het landschap.
Bekijk ook de korte film over Reuzenarbeid met Hans Goedkoop.
Heb je genoten van deze web-expositie? Steun ons werk dan met een eenmalige gift via deze link. Of word donateur. Weten wat dit jou biedt? Klik hier.
Wij doen ons werk met veel vrijwillige inzet en een bescheiden gemeentelijke subsidie. Jouw steun hebben we hard nodig om onze activiteiten en projecten uit te kunnen blijven voeren.
Abonneren op onze digitale nieuwsbrief kan ook: gratis en altijd weer opzegbaar.
Bronnen Delpher (onder meer):
- verslag A.J.H. Bauer op Delpher: P. Caland, A.J.H. Bauer, Verslag over den stormvloed van 30-31 januarij 1877 [bijlage 4], Algemeene Landsdrukkerij, 1877.
- Stormvloeden: J. Bakker, Stormvloeden! – uit oude kronieken bijeenvergaard en breedvoerig omschreven, vanaf 1625 tot en met Maart 1906, alsmede beschrijving omtrent het ontstaan van “de Dollard”, met een kaart van het verdronken “Reiderland”, in eigen beheer, 1906.