De periode 1845-1875 is een tijd van grote welvaart geweest voor de boeren in het Oldambt. Door hun rijkdom, ondernemingszin, ontwikkeling en politiek bewustzijn waren zij een uitzonderlijk verschijnsel, dat bij tijdgenoten verbazing en bewondering wekte.
“Een paradijs van de boeren” noemde de Fransman Henry Havard het Oldambt in 1875. IJnte Botke beschrijft in dit boek het leven van die Oldambtster boeren. Hij gaat uitgebreid in op hun ontwikkeling, maatschappelijke positie en levensstijl.
Het begrip Oldambt wordt gebruikt in de betekenis die het in de negentiende eeuw had. Het omvat dan gewoonlijk het gebied van de toenmalige gemeenten Nieuwolda, Midwolda, Finsterwolde, Beerta, Nieuweschans, Noordbroek, Zuidbroek, Scheemda, Meeden, Winschoten, Wedde en Bellingwolde.
Uitgangspunt voor dit boek is de dorpsnovelle “De Golden Kette”. Dit “Grônneger dôrpsverhaol”, geschreven in het dialect van het Oldambt, verscheen in 1875. Achter het schrijverspseudoniem W. van Palmar ging Wiepke Heikes Geertsema schuil, dochter van een houthandelaar te Beerta en echtgenote van de in zijn tijd zeer bekende hoofdonderwijzer aldaar. Haar “schildering van het toenmalige dorpsleven” werd door de Finsterwolder landbouwer Berend Roelofs, die de schrijfster had gekend, in 1917 als “natuurlijk en waar” beoordeeld.
Dit boek is een uitgave van Uitgeverij Meinders te Scheemda en het Veenkoloniaal Museum te Veendam. Het museum presenteerde van 30 september 1994 tot 15 januari 1995 de gelijknamige tentoonstelling “De Golden Kette”.
Geen boeken gevonden