We zijn er inmiddels al een beetje aan gewend geraakt: het dagelijkse nieuws over het corona-virus. Maar hoe zat het eigenlijk met pandemische ziekten die onze voorouders teisterden, lang vóór de tijd van de persconferenties? Ziektes die we alleen nog kennen uit geschreven bronnen, maar die het leven kostten aan duizenden Groningers. Zoals de cholera in 1866 en de ‘Groninger ziekte’ – vermoedelijk een vorm van malaria – in 1826.
We doken in het archief van het stadsbestuur van Groningen, periode 1594-1815. Een ginkijkje in de uitbraak van een verdwenen ziekte met verbluffende overeenkomsten met de hedendaagse werkelijkheid.
We schrijven het jaar 1712. Op 18 oktober krijgt de ‘beurtman’ (beurtschipper) Schelte Alberts van het stadsbestuur toestemming om met zijn geladen schip naar Hamburg te vertrekken. Een verbod zou namelijk niet alleen hem, maar ook de eigenaren van de handelswaar aan boord grote schade toebrengen. Wel wordt nadrukkelijk gesteld dat hij de reis ‘suo periculo’, op eigen risico, maakt. Het stadsbestuur wilde niet verantwoordelijk gehouden worden voor eventuele gevolgen. Blijkbaar ging het om een gevaarlijke onderneming. Het hoe en waarom lezen we in de volgende passage: ” … doch geordonneerd bij sijn retour sigh exactelijk te reguleren na de placcaaten door Haar Hoog Mogende [de Heeren Staten Generaal] wegens de besmettelijke siekte in die quartieren geemaneerd.”
Negatief reisadvies
Schelte Alberts moest dus verplicht bij thuiskomst de bepalingen van de landelijke overheid volgen, zoals die golden voor het reizen vanuit besmette gebieden. Hamburg en omgeving toen zouden wij nu betitelen als rood of oranje gebied. De stad Groningen gaf hiermee in feite een negatief reisadvies.
In 1712 waren er nog geen persconferenties. De bepalingen werden gedrukt op plakkaten en verspreid opgehangen. Ze zijn bewaard gebleven in de collectie van de Groninger Archieven. Samengevat komen ze neer op het volgende:
- De ziekte wordt overgedragen via goederen met een dierlijke herkomst (dieren of producten als wol, vachten en borstels met varkenshaar), vellen en huiden, stoffen (linnens, garens, beddengoed, kleden, wollen stoffen, kousen, wanten, lakens, vloerkleden) en plantaardige producten als vlas, granen en zaad. Voor de (doelbewuste) invoer van dergelijke ‘verboden’ goederen uit besmet gebied geldt voor de eigenaar/vervoerder de doodstraf!
- Onderschepte verboden goederen worden vernietigd en hun buitenlandse eigenaren/vervoerders worden teruggestuurd.
- Schepen met passagiers en verboden goederen uit besmette gebieden mogen Groninger havens niet binnenvaren. Doen ze dat wel, dan moeten bemanning en passagiers op het schip of, als ze al van boord waren, op de wal in quarantaine en worden de goederen vernietigd.
- Op het overladen in schepen van scheepsgoederen en passagiers uit ‘besmette’ gebieden staat de doodstraf en verbeurdverklaring van schip en inhoud.
- Iedereen die vanuit zo’n besmet gebied terugkeert, moet verplicht in quarantaine. Dat geldt ook bij aankomst in Groninger havens voor de bemanning van schepen die goederen vervoeren die wel zijn toegestaan. Op overtreding van deze regel staat eveneens de doodstraf.
In hetzelfde schuitje
We weten niet waaruit de retourvracht van ‘Grootschipper’ Schelte Alberts vanuit Hamburg bestond. Wel dat Schelte bij thuiskomst verplicht in quarantaine moest. De bepalingen noemen echter geen tijdsduur, dus we weten niet hoelang.
Veel van de schippers in het Oldambt en de Veenkoloniën zullen in 1712 ‘in hetzelfde schuitje’ gezeten hebben kwamen te zitten. De stad Hamburg was voor haar brandstofvoorziening – turf – in die tijd nog deels aangewezen op import vanuit Oost-Groningen. Hier kende de turfproductie begin 18de eeuw een meer industriële aanpak dan in het Duitse achterland. Geladen in zeetjalken en smakschepen, vond de Groninger turf via de Pekel Aa, de Westerwoldse Aa en door de pas geopende Statenzijl zijn weg naar Hamburg.
Kans op de doodstraf zal ook de Oldambtster turfschippers ervan weerhouden hebben verboden goederen als retourvracht mee te nemen. Maar er waren meer redenen om Hamburg een tijdje te mijden en de koers te verleggen. Noord-Duitsland was in deze jaren ook het strijdtoneel van de Grote Noordse Oorlog. Je bemanning kon zomaar in de schermutselingen tussen Zweedse, Deense en Russische soldaten terecht komen. Hamburg en Bremen zaten vol oorlogsvluchtelingen en verschillende besmettelijke ziekten lagen op de loer. Een pokkenepidemie kostte in Bremen in 1711 zomaar het leven van bijna 1400 kinderen. Maar de epidemie die erop volgde, en die alle bovenbeschreven extreme maatregelen rechtvaardigde, zou nog veel meer slachtoffers maken. Zo konden in 1714 in Hamburg alleen al 10.000 extra doden genoteerd worden door deze vermoedelijk door Deense troepen meegebrachte ziekte. In de Middeleeuwen welbekend als ‘ de Zwarte Dood’: het ging hier om de pest!
Auteur: Peter Riem, Groninger Archieven.
Eerder gepubliceerd in De Oldambtster van december 2020.